REORGANISATIEONTSLAG
KENNISCENTRUM ARBEIDSCONFLICTEN HELPT BIJ
Een werkgever kan de arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer in een passende functie niet mogelijk is. Een redelijke grond is bijvoorbeeld het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden. Kort gezegd: reorganisatie. Er zijn verschillende bedrijfseconomische redenen, zoals organisatorische redenen, (gedeeltelijke) bedrijfsbeëindiging of een slechte(re) financiële situatie.
In feite kent een reorganisatieontslag een drieledige toets. Op de eerste plaats moet de werkgever aannemelijk maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen. Op de tweede plaats moet de juiste volgorde voor ontslag worden toegepast (afspiegelingsbeginsel). En op de derde plaats moet aan de herplaatsingsverplichting zijn voldaan. Kort gezegd wordt ontslag geweigerd als er mogelijkheden zijn om de werknemer(s) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming of groep.
Maar wat als er wél een herplaatsingsmogelijkheid is, maar de werknemer de passende functie weigert?
Het hof Den Bosch oordeelde hierover in 2021 dat het niet kunnen herplaatsen van een werknemer vanwege een weigerachtige houding weleens ‘ernstig verwijtbaar’ kan zijn. De werknemer in kwestie had onvoldoende onderbouwd dat zij de aangeboden functie niet kon accepteren. Als er al belemmeringen waren, dan had zij daarover constructief overleg moeten voeren met de werkgever. Door de aangeboden functie(s) te zonder gegronde redenen te weigeren handelde zij volgens het hof ernstig verwijtbaar, met als gevolg dat zij werd ontslagen zonder transitievergoeding.
Hetzelfde hof oordeelde eerder deze maand over dezelfde vraag echter precies het tegenovergestelde (hof Den Bosch 6 juli 2023, ECLI:NL:GHSHE:2023:2207). Ook deze zaak draaide om de vraag of de werknemer recht heeft op een transitievergoeding nadat zijn functie is komen te vervallen en hij geweigerd heeft andere passende functies te aanvaarden. Het hof oordeelt nu dat de werknemer hiermee níet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en daarom wél recht heeft op de transitievergoeding. Het hof verwijst naar de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2022: alleen in uitzonderlijke gevallen heeft een werknemer geen aanspraak op een transitievergoeding.
De weigering van de werknemer om de aangeboden functies te accepteren kan volgens het hof niet als ernstig verwijtbaar worden aangemerkt. Het hof wijst erop dat de werknemer zijn baan heeft verloren door omstandigheden waar hij niet om heeft gevraagd en die niet voor zijn risico komen. Bovendien, en dat is een belangrijke nuancering, hebben partijen een serieuze discussie gevoerd over de vraag of de aangeboden functies passend waren voor de werknemer. Hoewel het UWV die functies passend vond, had de werknemer ‘redenen’ voor het niet aanvaarden van die functies. Het is niet zo dat hij zonder enig argument of zonder enig debat daarover de functies heeft geweigerd. En dat is voor het hof dus voldoende om aan te nemen dat aan de hoge maatstaf voor het verliezen van het recht op de transitievergoeding niet wordt voldaan.
Vragen over reorganisatie en alles wat daarbij komt kijken? Call us!
13 JULI 2023 | door: Pascal Willems